© Wim Kloppenburg. Laatste update 14 april 2024.
Made with Xara Web Designer+
Gepubliceerd in M&L 2013 nr.6. Voor deze website bewerkt mei 2021.
Bronnen: - L. Strengholt, Constantijn Huygens. Heilighe daghen. Amsterdam 1974. - id., Constanter. Het leven van Constantijn Huygens. Amsterdam 1987. - Arthur Eyffinger (red.), Huygens herdacht. Catalogus bij de tentoonstelling in de Koninklijke Bibliotheek, t.g.v. de 300ste sterfdag van Huygens, Den Haag 1987.
Constantijn Huygens - Heilighe daghen

Huygens’ geestelijke sonnetten

bladeren
bladeren
In zomer van 2013 was er in Den Haag een boeiende tentoon- stelling te zien over Constantijn en Christiaan Huygens. Het bekijken van de manuscripten en het bezoek aan Hofwijck, Huygens’ buitenplaats in Voorburg, waren voor mij aanleiding om in Muziek & Liturgie iets te schrijven over de kleine sonnetten- bundel Heilighe Daghen van Constantijn Huygens.

Homo universalis

Constantijn Huygens (1596-1687) was een typisch voorbeeld van de zeventiende-eeuwse homo universalis , een veelzijdig mens, die op alle mogelijke gebieden uitblonk. Op zijn zesde jaar speelde hij al uitstekend viool. Daarna kreeg hij twee jaar les op de luit; op zijn tiende beheerste hij dat moeilijke instrument uitstekend. Ondertussen had hij Latijn geleerd en na zijn tiende ook nog Grieks, Frans, Duits, Engels, Italiaans en Spaans. In de meeste van die talen correspondeerde hij en schreef hij gedichten. Verder tekende en schilderde hij niet onverdienstelijk en hield hij zich intensief met de wiskunde bezig. Hij stond in contact met kunstenaars en geleerden in geheel Europa, onder wie de musici Froberger, Mersenne en Rossi. Hij maakte diplomatieke reizen naar Engeland en Italië. Van 1625 tot zijn dood was hij secretaris van de Oranjes. Huijgens was ook nog een begaafd componist. Volgens een eigen getuigenis uit het eind van zijn leven had hij achthonderd werken op zijn naam staan. Het meeste daarvan is verloren gegaan. Vrijwel het enige wat res - teert is de in 1647 in Parijs uitgegeven verzameling Pathodia sacra et profana: Italiaanse en Franse aria's en Latijnse psalmen voor solostem en basso continuo. Het zijn prachtige composities, soms heel dramatisch en met gedurfde harmonische wendingen. Organisten en orgelliefhebbers zullen Huygens ongetwijfeld ook kennen als auteur van het boekje Gebruyck of ongebruyck van ’t orgel in de Kercken der Vereenighde Nederlanden , waarin hij een pleidooi voerde voor het orgel als begeleidings - instrument bij de gemeentezang. Veel minder bekend zijn Huygens’ geestelijke gedichten. In 1971 ontdekte de neerlandicus L. Strengholt (1930-1989) in de bibliotheek van het British Museum de verloren gewaande eerste editie van het sonnettenbundeltje Heylighe Daghen (1645). In 1973 publiceerde hij er een bijzonder interessante studie over, waarin de gedichten in facsimile waren opgenomen. Het be - staan van dit boeiende boekje was mij aanvankelijk geheel ontgaan, tot het een aantal jaren later voor een paar gulden bij De Slegte in de ramsj lag...

Heilighe daghen

De oorsprong van het bundeltje Heilighe daghen is te dateren op oudejaarsdag 1644. Huygens is van plan om de volgende ochtend ter kerke te gaan en het Heilig Avondmaal mee te vieren. Het persoonlijke gebed waarmee hij zich op deze viering voorbereidt, krijgt een gestyleerde vorm in het sonnet ‘’s Heeren Avondmaal’. Het is boeiend om het te lezen, niet alleen omdat het een mooi en kunstig gedicht is, maar ook omdat het veel zegt over de gereformeerde avondmaalsopvatting in de zeventiende eeuw. Strengholt schrijft erover: In dit sonnet, een van Huygens’ mooiste avondmaalsgedichten, wordt de viering van het avondmaal verbonden met de gelijkenis van het koninklijk bruiloftsmaal (Matth. 22) en met de bruiloft van het Lam (Openb. 19, 6-8). In de gelijkenis draagt een der ge - nodigden geen bruiloftskleed. Huygens identificeert zich met die onwaardige gast en erkent dat hij diens lot verdient: uitgestoten te worden in de eeuwige pijn. Maar hij weet dat een vast vertrouwen op Christus’ verdiensten en verzoening, met voorbijzien van eigen, imaginaire verdiensten, voor de Heer genoeg is. Daarbij draagt het geloof (:vertrouwen) niet het karakter van een alsnog verdienstelijk werk, het is juist daarin geloof dat het volkomen afziet van menselijke gerechtigheid om alleen op de gerechtigheid van Christus te vertrouwen. Deze gelovige overgave impliceert uiteraard een diep besef van eigen onwaardigheid en bereidheid tot levensvernieuwing. De dichter toont zich ervan bewust te zijn, dat het met dat ‘antwoord’ op Christus’ liefde bij hem nog maar droevig gesteld is. [...] Het gedicht getuigt van een diepe hunkering naar een zo volkomen berouwvolle overgave aan Christus dat terugvallen in het oude leven uitgesloten is.

Boos op Barlaeus…

Op nieuwjaarsdag, na de kerkgang, schrijft Huygens opnieuw een sonnet, een gebed om levensvernieuwing. Blijkbaar heeft de dichter toen het plan opgevat om een reeks sonnetten te schrijven. Elke dag voegt hij een gedicht toe, gewijd aan één van de christelijke feestdagen. Op 8 januari heeft hij een negental sonnetten voltooid en is de kring van het kerkelijk jaar ge - sloten. De titels zijn achtereenvolgens: Sondagh - Niewe iaer - Dry coninghen avond - Goede Vrydagh - Paeschen - Hemelvaert - Pinxteren - Kersmis - ’s Heeren Avontmael. Het gedicht waarmee hij op oudjaar 1644 begon, komt dus uit - eindelijk achteraan te staan. Met zijn hoge werktempo blijkt Huygens een speciale bedoeling te hebben. Als hij op 8 januari het laatste gedicht voltooid heeft, maakt hij meteen een fraaie, handgeschreven kopie die hij als nieuwjaarswens opdraagt aan Leonore Hellemans (‘Drostinne van Muijden’), de vrouw van zijn vriend Pieter Corneliszoon Hooft. Verder vraagt hij aan Caspar Barlaeus of deze ervoor kan zorgen dat de gedichten in een kleine oplage gedrukt worden door de bekende Amsterdamse uitgever Blaeu. Het moet een grote, ruime druk worden (één gedicht per blad, op liggend folioformaat ca. 28 x 40 cm!), zodat de gedichten ook afzonderlijk als wandspreuk kunnen worden opgehangen. Barlaeus belooft dat hij samen met Hooft deze taak op zich zal nemen en persoonlijk de drukproeven zal corrigeren. De correspondentie die dan volgt tussen Huygens en Van Baerle is erg boeiend. Huygens is geïrriteerd omdat Barlaeus toch enkele drukfouten over het hoofd heeft gezien, ja, erger nog, hij heeft een bepaalde zinsconstructie zelfs verkeerd begrepen en daardoor enkele leestekens verkeerd geplaatst! Deze hele kwestie, nota bene ook nog gevolgd door het in verkeerde volg - orde inbinden van de katerns, laat zich in de genoemde studie van Strengholt als een spannend verhaal lezen. De titel van het sonnettenbundeltje, Heilighe daghen was tamelijk controversieel. In de oren van de zeventiende-eeuwse ge - reformeerden klonk die term naar verwerpelijke roomse praktijken, de ‘paapse santenkraam’ van de heiligenfeesten. Sommige predikanten keerden zich zelfs tegen álle christelijke feesten; alleen de zondag mocht volgens hen gevierd worden. De theoloog Gisbertus Voetius bijvoorbeeld heeft zich altijd fel verzet tegen de viering van Kerstmis, Pasen, Hemelvaart en Pinksteren. Het is dus veelbetekenend dat Huygens zijn gedichtenreeks over de heilige dagen begint met een sonnet over de zondag. Hij wilde zijn strengere gereformeerde geloofsgenoten blijkbaar niet al te zeer voor het hoofd stoten.

Sondagh

Het laatst voltooide gedicht, Zondag, opent dus de bundel. Ook dat gedicht wil ik graag wat nader bekijken. De vraag ‘sabbat of zondag’ was ook een gereformeerd twistpunt. Huygens probeert met zijn sonnet boven deze twist uit te komen. Met het antwoord ‘geen van beiden’ ver mijdt hij de controverse. De oud-testamentische sabbat met zijn wettische verplichtingen is voorbij, maar de naam zon dag zegt ook niet zoveel; de zon schijnt immers iedere dag. Er is maar één Zon belangrijk: Christus, het licht der wereld. Huygens past dan het beeld uit Psalm 19 toe op Christus: ‘Als een bruidegom treedt hij uit het bruidsvertrek, jube - lend als een held om het pad te lopen’. Je mag de zondag dus tóch Zondag noemen, want Christus is de Zon, een zon die mij verlicht als ik mij bewust ben van mijn schuld. En dan gaat de dichter verder met een virtuoos woorden spel: Zondag is ook Zoon-dag , de dag van Gods Zoon. En Zondag is Zoen-dag , de dag van de verzoening. Maar de ondankbare mens heeft deze dag verspild, verspeeld en ‘verspeld’, dat wil zeggen ver - keerd gespeld: zonde-dag in plaats van zondag. Wat mij in de sonnetten van Heilighe Daghen vooral boeit is de manier waarop de virtuoze taalbeheersing in dienst staat van een diepe religieuze bewogenheid, en het met kennelijk plezier beoefende taalspel niet in mindering komt op de diepe ernst van het hier beleden geloof. Intellect en ‘bevinding’ zitten elkaar niet in de weg, bescheidenheid over en trots op eigen kunst - zinnig talent gaan op een vanzelfsprekende manier samen. Een fascinerend getuigenis van ‘geloven in de Gouden Eeuw’.
Weergave van de inhoud in modern Nederlands Heer, mag ik op dit hoogfeest weer één van uw gasten zijn? Maar het bruiloftskleed waarin ik de laatste keer verscheen is meer dan half versleten; het líjkt er zelfs niet op. En toch zit ik brutaalweg aan uw tafel, alsof het mij keurig 1 paste. Terecht zou uw toorn zijn, als Gij mij zoudt betrappen en buiten de deur zoudt zetten in het eeuwige geween. Maar Gij betaalt dit feestmaal; Gij zijt borg voor mij. En op geloof 2 alleen en een beetje boetvaardigheid laat Gij mijn ziel niet hongeren. Mijn hart is nu boet-vaardig, maar niet vaardig tot blijvende bekering. Ik probeer het steeds opnieuw. Maar wanneer zal mijn hart boetvaardig zijn voor heden, verleden en toekomst, eens berouwvol voor altijd; en wanneer wilt Gij het 3 , Heer? Steeds weer opnieuw heb ik berouw, toch blijft het steeds bij het oude 4 . Geef mij berouw over mijn lege berouw. 1) puntigh: netjes, proper 2) ‘op geloove’ betekent ook ‘op krediet’ 3) een berouwvol hart is een gave van God! (Psalm 51) 4) De woorden ‘op niews’ en ‘op ’t ouwe’ verwijzen naar het moment waarop het sonnet geschreven werd.
Wim Kloppenburg  Hymnologie