Wat ik mis in de Nieuwe Bijbelvertaling

Verdwenen woorden – Schaar of schare

Een ouderwets woord, zegt men, dat begrijpt de lezer niet meer. De nieuwe bijbel- vertalers hebben er dan ook grondig mee afgerekend, zoals met zoveel andere woorden en zinsconstructies waarvan ze vreesden dat de schare ze niet meer zou begrijpen… In de NBG-vertaling van 1951 kwam het woord nog 130 keer(!) voor, vooral in het Nieuwe Testament, als vertaling van het Griekse ochlos. (De NBV gebruikt het woord één keer, in Genesis 33,8.) Ik weet niet of u dezelfde associatie heeft als ik, maar bij het woord ‘schare’ komen mij als vanzelf de evangelieverhalen over Jezus’ omgang met de mensen in gedachten: ‘Toen Hij uit het schip ging, zag Hij een grote schare, en Hij werd met ontferming over hen bewogen…’. In de NBV is dat zo vertaald: ‘Toen hij uit de boot stapte en de grote menigte zag, voelde hij medelijden met hen…’. ‘Medelijden voelen met de menigte’, is dat hetzelfde als ‘met ontferming bewogen worden over de schare’, maar dan een beetje moderner geformuleerd? Of is er met het verdwijnen van die schare en die ontferming toch iets wezenlijks, iets inhoudelijks verloren gegaan – alleen omdat men vond dat het ‘gewoon’ moest klinken? Het is de moeite waard om even te kijken naar de etymologie van het woord ‘schare’. Schaar, schere of schare is in het middelnederlands een legerafdeling, troep of drom, eigenlijk: dat wat afgescheiden is (van scheren, afsnijden). Als je iets afsnijdt breng je scheiding aan. De schare kan dus naar twee kanten vallen: het kan de menigte zijn die ergens bij aanwezig is, ergens bijhoort, en zelfs tot de uitverkorenen behoort: ‘Hijzelf heeft zijn getrouwe scharen een loflied in de mond gelegd’ (Ps.33 vs.1, berijmd). Maar de afgescheiden menigte kan ook buiten staan, verdwaald of verloren gelopen, en daardoor zonder het te weten de Heer bewegend tot ontferming, ‘omdat ze zijn als schapen die geen herder hebben’. Of ze hebben zich willens en wetens afgekeerd, zichzelf afgesneden van de getrouwen. In LbK gz.180,7 belijdt de gemeente dat ze zo vaak zorgeloos en ontrouw is: ‘Hier zijn wij, Heer, een afgeweken schare’. Al naar gelang deze drie betekenissen vertaalt de NBV het woord ochlos steeds anders: mensenmassa, menigte, iedereen, men, het volk, de mensen, bende. Dan is het wel meteen duidelijk, maar alle dubbelzinnigheid gaat daarmee verloren. Schare is van oorsprong een kritisch, d.w.z. onderscheidend woord. Alleen al op de klank af heeft schare te maken met scherpte en scheiding, scheuring en schisma!
Jan Luyken (1649-1712), Jezus spijzigt de schare

Verdwenen woorden – Goedertierenheid

Het begrip ‘goedertierenheid’ komt zowel in de Statenbijbel als in de vertaling NBG-’51 zeer vaak voor, met name in de psalmen. Het wordt vrijwel uitsluitend van God gezegd: Hij is goedertieren, Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid. In de Nieuwe Bijbelvertaling is het woord goedertierenheid helemaal verdwenen. Men was bang dat de lezer dit ouderwetse woord niet zou begrijpen. Goedertierenheid is een vertaling van het hebreeuwse chesed. De betekenis van chesed is eigenlijk niet in één Nederlands woord te vatten; het heeft te maken met verbond, trouw, liefde, vriendschap, loyaliteit, solidariteit. In het laatste vers van Psalm 100 staat: want de HERE is goed, zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid, en zijn trouw tot in verre geslachten. Ik weet niet meer wie de auteur was, maar iemand schreef eens over deze tekst: in het woord chesed zit ook een ondertoon van vernieuwing en verrassing. Dus niet: ‘Gods trouw gaat eeuwig door’, maar: ‘zijn goedheid is er telkens opnieuw’. Het is als met die beroemde regel van de dichter John Keats (1795–1821). Aanvankelijk begon zijn gedicht ‘Endymion’ met de regel A thing of beauty is a constant joy. Maar pas na een kleine doch veel- betekenende verandering stond er wat hij eigenlijk bedoelde, en werd de regel onsterfelijk: A thing of beauty is a joy forever, – de vreugde om schoonheid is niet ‘constant’, maar is er telkens opnieuw. Wat is er eigenlijk op tegen om voor deze scala van betekenissen het ‘ouderwetse’ woord goedertierenheid te gebruiken? Inderdaad, dit woord klinkt in moderne oren misschien ongewoon. Maar het ís ook ‘ongewoon’. De eerste bijbeltekst waaraan ik denk bij het woord ‘goedertieren’ is Psalm 103,8-12: Barmhartig en genadig is de HERE, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid… Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden… Zover het oosten is van het westen, zover doet Hij onze overtredingen van ons… Is dit niet de meest troostrijke tekst uit het Oude Testament?! Het is een heilzame correctie op de zogenaamd ‘nieuwtestamentische’, massieve en gesloten verzoeningstheologie die in sommige gereformeerde kringen opgeld doet. De verzoening en de vergeving van zonden wordt ons al in het Oude Testament aangezegd! Zo groot is Zijn goedertierenheid.
Verdwenen woorden
O.a. gepubliceerd in M&L 2011 nr.10. Daar is bovenstaande tekst onderdeel van een langer artikel onder de titel ‘Zou het echt gebeurd zijn? – Over de Nieuwe Bijbelvertaling.’
© Wim Kloppenburg. Laatste update 14 april 2024.
Made with Xara Web Designer+
bladeren
bladeren
Wim Kloppenburg  Hymnologie