© Wim Kloppenburg. Laatste update 15 oktober 2024.
Made with Xara Web Designer+
Gepubliceerd in M&L 2011 nr.2
Column
In bepaalde intellectuele kringen is het soms bon ton om op laatdunkende toon te spreken over alles wat te maken heeft met kerk, bijbel en geloof. Vaak laat men daarbij de intellectuele distantie die men bij andere onderwerpen gewoonlijk in acht neemt, volstrekt varen. Marita Mathijsen, emeritus-hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde, bewonder ik zeer vanwege de manier waarop ze de negentiende-eeuwse schrijvers tot leven weet te wekken door ze te plaatsen in de context van hun tijd. Een werkelijk kostelijk boek van haar hand is De geest van de dichter. Tien zogenaamde gesprekken met negentiende-eeuwse schrijvers, waarin ze onder andere verhaalt hoe ze met de diligence naar Heiloo reist om Nicolaas Beets te interviewen. Het is alsof we de auteur in levenden lijve ontmoeten. Maar als het over het christelijk geloof gaat, vergeet prof. Mathijsen soms haar wetenschappelijke distantie en distinctie. Zonder enige aandacht voor de historische en culturele context, en met voorbijgaan van alles wat we weten over oosterse verteltrant, joodse beeldspraak of getallensymboliek, schreef ze in de NRC een keer een ‘leuke’ column over Maria, die zwanger was geworden na een rare ‘hallucinatie van een engel’, over Jezus, de ‘messias met een puberbrein die als een hippie door het land trok’ en over zijn ‘malloten van discipelen’. Verder liet ze Jezus ‘tempel-in, tempel-uit’ lopen, – terwijl je toch niet eens de oude geschiedenis van het Midden-Oosten bestudeerd hoeft te hebben om te weten dat er in Israël slechts één tempel was. Dat gegeven is nog actueel genoeg! Korte tijd later hoorde ik hoe schrijver/journalist Max Pam op de radio zijn interpretatie gaf van het verhaal over het offer van Izaäk uit Genesis 22. Ook hij sloeg alle literaire, theologische en historische betekenislagen van het verhaal over, en voerde Abraham ten tonele als een sullige figuur, die niet eens protesteert tegen de absurde opdracht van een sadistische god. Iets vergelijkbaars zien we in het boek Het monotheïstisch dilemma van Paul Cliteur. Bij hem is Abraham geen sullige figuur maar de vader van het terrorisme: Het probleem met Genesis 22 is dat geen enkele gelovige eromheen kan: voor zowel joden, christenen als moslims is het een kernverhaal. En er is volgens mij geen positieve interpretatie mogelijk van deze tekst. De heteronomie van de moraal wordt er heel massief neergezet, onontkoombaar. Hedendaagse terroristen handelen volgens dezelfde logica. ‘Ik kàn niet anders’, zeggen ze. Dat was ook de situatie van Abraham: het goddelijk bevel heft de autonome ethiek op. Gelukkig komen mensen soms tot andere inzichten. In één van zijn columns in de VPRO-gids vertelde A.L. Snijders dat hij het oudtestamentische voorschrift ‘oog om oog, tand om tand’ altijd verkeerd had begrepen, namelijk als een primitieve, barbaarse rechtspraak uit de woestijn van Jezus en Mohammed. Pas na het zien van een televisiedocumentaire over het thema ‘wraak’ begreep hij ineens dat deze regel een heel andere achtergrond had, en een belangrijke stap vormde in de humanisering van het recht. In een tijd en een cultuur waarin eerwraak en mateloze vergelding gebruikelijk waren, wordt hier ineens een revolutionair idee van proportionaliteit geïntroduceerd! ‘Als ik iemand een tand uit zijn mond heb geslagen, mag hij niet als wraak mijn ouders de keel doorsnijden en mijn zuster verkrachten, hij moet het bij een tand laten.’ En Snijders vraagt zich af waarom ze hem dat vroeger op school niet uitgelegd hebben… Marita Mathijsen, Max Pam en Paul Cliteur hoeven van mij niet ‘gelovig’ te worden, maar ze moeten wel bereid zijn, de bijbelverhalen te lezen in hun juiste literaire en culturele context. Zo moet je bijvoorbeeld weten dat Abraham uit een cultuur kwam waarin kinderoffers voorkwamen. Ook hier is de ‘clou’ van het verhaal dus revolutionair: hij hoeft zijn zoon juist níet te offeren!

Context

bladeren
bladeren
Wim Kloppenburg  Hymnologie