© Wim Kloppenburg. Laatste update 31 mei 2024.
Made with Xara Web Designer+
Gepubliceerd in M&L 2011 nr.6
De kleine bundel is uitgegeven door Gooi en Sticht. Hilversum, 1981.
Ere zij God de Zoon
t.Michel van der Plas, m.George Job Elvey;GvL 602

Michel van der Plas

MICHEL VAN DER PLAS is het schrijverspseudoniem van Bernardus Gerhardus Franciscus Brinkel. Hij nam deze schuilnaam aan tijdens zijn priesteropleiding, omdat het de seminaristen streng verboden was om met een publicatie naar buiten te treden; wereldlijke poëzie was al helemáál niet acceptabel. Uiteraard werden zijn ‘clandestiene’ gedichten toch ontdekt, en moest hij ‘kiezen tussen twee roepingen’ zoals hij het ooit in een radio-interview formuleerde. Het dichterschap won het, en hij brak de priesterstudie af. Hoewel hij zich in zijn latere leven soms kritisch uitliet over de Kerk, is hij toch altijd een overtuigd katholiek gebleven. Van der Plas (1927-2013) was een veelzijdig auteur. Als journalist deed hij onder andere verslag van het Tweede Vaticaans Concilie; als dichter publiceerde hij verschillende bundels, en als biograaf maakte hij naam met boeken over Guido Gezelle, Anton van Duinkerken en Godfried Bomans. Ook staat een aantal belangrijke vertalingen op zijn naam, o.a. van T.S. Eliot en Heinrich Böll. Het werk van Van der Plas is verschillende malen bekroond. Reeds in 1949 ontving hij de Jan Campertprijs, en in 1979 de Tollensprijs voor zijn gehele toenmalige oeuvre. In 1998 werd hem een eredoctoraat verleend aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Vanwege zijn biografieën en zijn religieuze poëzie werd hij in 2004 benoemd tot Commandeur in de orde van Gregorius de Grote. Van der Plas was ook een buitengewoon vindingrijk en geestig schrijver van cabaretteksten en -liedjes. Wie kent niet het beroemde nummer ‘Frater Venantius’ van Wim Sonneveld, de hilarische parodie op het radiospelletje ‘Geen ja geen nee’ door Frans Halsema en Gerard Cox, ‘Zondagmiddag Buitenveldert’ en vele andere teksten waarvan het publiek vaak niet eens weet wie de auteur is. De trouwe kerkganger kent zijn naam ongetwijfeld uit de bundel Vijftig Psalmen, proeve van een nieuwe vertaling door Huub Oosterhuis en Michel van der Plas, waarbij het aandeel van elk van beiden niet nader wordt gespecificeerd.

De kleine bundel

Van der Plas heeft ook een vrij groot aantal geestelijke liederen geschreven. Ongetwijfeld het bekendste is ‘Van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde’, met het refrein ‘Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw’. Omdat dit lied is opgenomen in de bundel Alles wordt nieuw, denken veel mensen ten onrechte dat de tekst van Hanna Lam is. Een kleine honderd kerkliederen van Van der Plas zijn verzameld in ‘De kleine bundel’ (1981). Hij schreef deze teksten voor de vieringen in de parochiekerk van de Heilige Apostel Paulus in Haarlem. Een fragment uit het voorwoord: [Deze teksten] hebben geen enkele literaire pretentie. Ze wilden vóór alles een gelovige gemeenschap dienen en een aanvulling vormen voor de al voorhanden gebeden en gezangen. Ze hebben ook geen theologische pretentie. Veeleer willen ze aansluiten bij de traditionele sensus fidelium [‘geloofszin’, het belijden van de gezamenlijke gelovigen; wk] en proberen in nieuwe woorden uit te drukken wat altijd gemeengoed is geweest in geloof en vroomheid. Bij uitgever en schrijver leeft de gedachte dat in talrijke andere parochiegemeenschappen de behoefte is ontstaan aan ruimere keuzemogelijkheden op het gebied van liturgische gezangen en gebeden. In dat opzicht vormt deze bundel een handreiking. Inderdaad zijn het eenvoudige, direct aansprekende liederen; ze missen de poëtische laag, de ‘dubbele bodem’ die de liederen van Huub Oosterhuis kenmerkt, of de verborgen schriftuurlijke verwijzingen in de teksten van Willem Barnard, die soms alleen voor de goede verstaander waarneembaar zijn. ‘Ere zij God de Zoon’ is een Paaslied, een afsluitend lied voor de viering op de Paasmorgen. Van der Plas schreef het op verzoek, als alternatief voor het overbekende – en in sommige parochies een beetje ‘stukgezongen’ – lied ‘U zij de glorie’. Het lied heeft in veel parochies snel ingang gevonden. In de eerste strofe zingen we lof aan de Verrezene. Door zijn opstanding is er een nieuwe dag aangebroken: het lied zingt over morgenrood, licht en toekomst. De tweede strofe herinnert ons in een paar woorden nog aan lijden en graf, maar getuigt dat het leven door nacht en duister heenbreekt. In strofe 3 voegen we onze lofzang bij die van de engelen. Het is maar een bescheiden ‘kleine hemelstem’, maar iedere stem die Hem lofzingt voegt een klein pareltje toe aan Zijn kroon. Dat beeld ontleent Van der Plas aan de tekst die hoort bij de Engelse melodie waarop het lied gezongen wordt: Diademata (zie onder). Het is geen poëtisch meesterwerk dat Van der Plas zijn parochie hier laat aanheffen; het is een beetje ouder- wets lied met een ‘Roomse geur’ – en dat is niet bedoeld als negatieve kwalificatie, integendeel. Op de brede negentiende-eeuwse melodie kan het een feestelijke afsluiting vormen van de Paasviering.

Diademata

Sir George Job Elvey (1816-1893) werd geboren in Canterbury. Al op jonge leeftijd was hij koorknaap in de beroemde kathedraal. Nog tijdens zijn studie aan de Royal Academy of Music werd hij benoemd tot organist aan de St. George’s Chapel in Windsor, een functie die hij bekleedde tot kort voor zijn dood. Behalve hymn tunes schreef Elvey ook vele anthems en services in een welluidende, tamelijk behoudende stijl die soms aan Händel doet denken. De melodie die genoteerd staat bij het Paaslied van Michel van der Plas hoort oorspronkelijk bij de hymn ‘Crown him with many crowns’, een tekst van Matthew Bridges (1800-1894). De ‘name of the tune’ is Diademata (Diadema, grieks, mv. diademata: hoofdband, diadeem als teken van koninklijke waardigheid), geschreven in D.S.M. (Double Short Metre, 6.6.8.6. 6.6.8.6). De wijs wordt gekenmerkt door grote intervallen. De eerste regel stijgt direct al op naar de sext, de regels 4 en 5 eindigen met een sextsprong, regel 5 herhaalt de melodie van regel 4 één toon hoger. Het geeft de melodie een stuwend en meeslepend karakter dat de zangers gemakkelijk kan verleiden tot een al te snel ‘marstempo’. Maar zoals de meeste Engelse hymns uit de negentiende eeuw vraagt dit lied om een brede en zangerige klank. Ik geef dan ook de voorkeur aan de oorspronkelijke notatie in 4/2 maat (Hymns Ancient and Modern Revised nr. 224, second tune). Zie de PDF met de meerstemmige zetting.

Een welkom alternatief voor ‘U zij de glorie’

1.Ere zij God de Zoon, verrezen uit de dood, het lam verheerlijkt op de troon, ons nieuwe morgenrood. Voortaan is Hij het licht dat aan de toekomst rijst; ons veilig, troostend vergezicht dat naar de hemel wijst. 2.Vruchteloos was de wacht, vergeefs de zware steen: zijn leven brak uit alle macht door nacht en duister heen. Voortaan is Hij de dag die na het lijden daagt, waarop de wereld hopen mag, die om verlossing vraagt. 3.Ere zij God de Zoon, en laat ons lied voor Hem een kleine steen zijn in zijn kroon, een kleine hemelstem. Voortaan heeft ons bestaan voor alle eeuwen zin. Hij is zijn mensen voorgegaan, Hij is ons nieuw begin.
bladeren
bladeren
Wim Kloppenburg  Hymnologie