© Wim Kloppenburg. Laatste update 17 september 2024.
Made with Xara Web Designer+
‘Ruk ópen, die hemeldeur!’
Het lied ‘O Heiland, reiß die Himmel auf’, is één van de sterkste en markantste Adventsliederen uit
het Liedboek: een hartstochtelijke, gedreven tekst, vol mystieke gloed, en een krachtige, bijna
dwingende dorische melodie.
Hoewel het lied bekend is geworden door en vanuit de Duits-lutherse traditie, is het van rooms-
katholieke, ja zelfs contrareformatorische komaf. De dichter Friedrich Spee (voluit: Friedrich Spee
von Langenfeld) werd in 1591 geboren in een adellijke rooms-katholieke familie en trad op zijn
negentiende jaar in de Jezuïeten-orde in. Na voltooiing van zijn studie werd hij al spoedig professor
filosofie en ethiek. In Würzburg werd hem tevens de zielzorg voor de ter dood veroordeelden
opgedragen. Daarbij kwam hij in aanraking met de in die tijd talrijke heksenprocessen en heksen-
verbrandingen. Hij protesteerde daar fel tegen, wat hem uiteindelijk zijn baan aan de universiteit
kostte. Na de publicatie van een in het Latijn gesteld boek tegen de heksenprocessen, kreeg hij
ook problemen met de Jezuïeten-orde. Hij werd naar de oorlogsgebieden gestuurd (het was de tijd
van de Dertigjarige Oorlog) om zieken en gewonden te verzorgen. In 1635 overleed hij in Trier aan
de pest.
‘O Heiland, reiß die Himmel auf’ behoort tot Spee’s vroege werk. Het lied telt zes strofen, de
zevende is later toegevoegd. Tijdens zijn studie filosofie en theologie gaf hij catechese en dichtte
hij voor het onderwijs aan de jeugd talrijke liederen. Over de bedoeling van het lied schrijft Spee in
de eerste uitgave van zijn liederen, dat hij duidelijk wil maken ‘hoe hevig de heilige patriarchen en
profeten naar Christus verlangen’. Het gaat om de ‘Begierdt auffs Heylands Ankunfft’, het reik-
halzend uitkijken van Israël naar de komst van de Messias.
De dichter verbindt daartoe op gedurfde wijze enkele teksten uit Deutero-Jesaja. In de eerste
plaats is dat Jesaja 64,1 (of Jes.63,19b): O, als Gij de hemelen zoudt scheuren, als Gij zoudt
nederdalen. Verder klinkt Jesaja 45,8 mee, de Introitus-antifoon van de vierde Adventszondag,
‘Rorate coeli’. Rorate coeli desuper et nubes pluant iustum: aperiatur terra, et germinet
Salvatorem.
Vertaling: Dauwt, hemelen, van boven en laten de wolken de rechtvaardige doen neerstromen; de
aarde opene zich, opdat zij de Verlosser voortbrenge. (De Vulgaat vertaalt het Oude Testament vaak
christocentrisch, en wijkt hier af van de hebreeuwse grondtekst. Daar staat niet ‘rechtvaardige’ en
‘Verlosser’ maar ‘gerechtigheid’ en ‘heil’.)
Ad den Besten, die het lied op voortreffelijke wijze vertaalde, geeft in het Compendium bij het
Liedboek voor de Kerken het volgende commentaar:
De gewaagde voorstelling van de uit de hemel als bevruchtende regen neerdalende èn uit de aarde
als bloem ontspringende Heiland, komt mij voor als een heel interessante toespeling op de twee-
naturenleer. Misschien doet men goed, ten aanzien van dit van origine katholieke lied tevens te
bedenken, dat de relatie tussen de jonkvrouwelijke Moeder Aarde, die door de hemel wordt
bevrucht, en de Maagd Maria een in de middeleeuwse en latere vroomheid voor de hand liggende
associatie was.
Om het ongeduld en het intense verlangen naar de komst van de Messias poëtisch gestalte te
geven, bedient Friedrich von Spee zich van een opvallend frequent gebruik van de gebiedende wijs:
scheur de hemelen, daal neer, ruk open, breek uit, ontspring. Verder zijn er de herhaalde
aanroepingen: in het Duits beginnen acht regels met ‘O’. Het lijkt haast een bewuste verwijzing
naar de ‘O-antifonen’ (zie de korte uitleg bij het lied ‘O kom, o kom, Immanuel’). En wie denkt bij
de uit het slot gerukte deuren niet aan Simson, die de deuren van Gaza op zijn nek neemt?! In
Richteren 16 lezen we:
Zodra aan de Gazieten meegedeeld was: Simson is hier gekomen, stelden zij zich aan alle kanten op
en loerden de gehele nacht op hem in de stadspoort; die gehele nacht echter deden zij niets,
denkende: als het morgenlicht aanbreekt, zullen wij hem doden. Maar Simson bleef slapen tot
middernacht. Te middernacht stond hij op, greep de deuren van de stadspoort en de beide posten,
rukte ze met grendel en al los, legde ze op zijn schouders en bracht ze naar de top van de berg, die
tegenover Hebron ligt.
Simson met de stadspoort van Gaza.
Gebrandschilderde ramen van de abdij
Alpirsbach (1180-1200)
Aanvankelijk werd dit lied gezongen op de melodie van ‘Creator alme siderum’ (zie LbK gz.226).
Maar kennelijk hebben sommige musici de hymne-melodie als te vlak en te neutraal ervaren voor
deze geladen tekst. In het Jezuïeten-gezangboek Geistlicher Psalter (Keulen 1638) staat een
nieuwe melodie afgedrukt, die echter later vervangen is door de ons bekende wijs uit het
Rheinfelzsisches Deutsches Catholisches Gesang-Buch (Augsburg 1666). Friedrich von Spee zelf
heeft deze melodie dus niet gekend!
De melodie staat in de dorische modus. Volgens de gangbare uitleg van de klankkleur en symboliek
van de kerktoonsoorten is de dorische modus ‘verheven’ en ‘krachtig’. Het indringende karakter
wordt benadrukt door de toonherhalingen aan het begin van de regels 2, 3 en 4. Er wordt als het
ware op de hemelpoort gebéukt. Ook de syncopische verschuiving aan het eind van regel 1, 2 en 4,
waar het lang-kort van de driedeligheid wordt veranderd in kort-lang, draagt bij aan het stuwende
karakter. In sommige twintigste-eeuwse katholieke bundels zijn deze onregelmatigheden
gladgestreken. Zie bijvoorbeeld Lied 537 in Gezangen voor Liturgie. Overigens staat in die bundel
de melodie óók een keer correct genoteerd, namelijk bij Lied 510, – een tamelijk verwarrende
toestand.
De melodie
Men zou verwachten dat dit lied, met zijn geweldige tekst en sterke melodie, evenals zovele andere
goede zestiende- en zeventiende-eeuwse liederen een stroom van meerstemmige bewerkingen zou
hebben opgeroepen. Wie daar echter naar gaat zoeken vindt, behalve een enkele orgelzetting,
…niets! Trötschels bekende Verzeichnis der Chormusik zum EKG vermeldt als vroegste bewerking
van ‘O Heiland, reiß die Himmel auf’ het grandioze koraalmotet van Johannes Brahms. Zou het lied
misschien gewoon-maar ‘te laat’ ontstaan zijn, namelijk in een tijd die al zó piëtistisch was
ingesteld, dat er voor de concrete, ‘horizontale’ aspecten van deze Rorate-bewerking geen
klankbodem meer bestond? Trouwens, ook in de twintigste eeuw heeft het lied nog dogmatische
bezwaren opgeroepen. In de proefbundel van het Zwitserse gezangboek (Gesangbuch der
Evangelisch-reformierten Kirchen der deutschsprachigen Schweiz) stond het lied compleet
afgedrukt, maar in de definitieve uitgave van 1952 zijn de strofen 2 en 3 weggelaten. Men had
moeite met de ‘horizontalische’ beelden. Niemand minder dan Karl Barth heeft het toen voor dit
gezang opgenomen, met name voor de derde strofe. In deel IV 3 van zijn Kirchliche Dogmatik,
over ‘Das Volk Gottes im Weltgeschehen’, schrijft Barth dat hier naar zijn mening een zeer
belangrijk inzicht wordt vertolkt. Dat de Messias niet alleen de Koning is aan Gods rechterhand,
niet alleen de Geest die de gemeente roept en levend maakt, maar ook het ‘Herrschaftsprinzip im
Weltgeschehen’. ‘Würde dann Jesu Christi künftiges Kommen vom Himmel her, aus der
Verborgenheit Gottes heraus, nicht auch und zugleich sein Hervortreten aus seiner Verborgenheit
im Weltgeschehen sein müssen?’ Tegen alle schijn van het tegendeel in ziet Barth dus, op grond
van het geloof, dat op deze aarde, achter het schema van de wereld, het verborgen principe van
Christus’ heerschappij werkzaam is en eens onthuld zal worden.
(Ik kan me overigens heel goed voorstellen dat men in die periode, vlak na de ondergang van
Hitlers Derde Rijk, enigszins huiverig was voor een ‘horizontale’ heilsleer. Later is deze over-
gevoeligheid verdwenen; in het Zwitserse liedboek van 1998 heeft men de strofen 2 en 3 weer
toegevoegd.)
Deze hele kwestie, inclusief de reactie van Karl Barth, komt uitgebreid ter sprake in het boek Het
beroep op de stad der toekomst van G.H. ter Schegget (Haarlem 1972). Ter Schegget verwijst
daarin ook naar Psalm 67 vers 3 in de berijming van Martinus Nijhoff, waartegen door de liedboek-
commissie aanvankelijk bezwaar werd gemaakt werd, maar die tenslotte toch werd goedgekeurd:
De aarde heeft de vrucht gegeven,
die door de hemel werd verwekt,
en uit haar schoot ontspringt nieuw leven
waar God zijn hand houdt uitgestrekt.
Theologische bezwaren
1.
O Heiland, reiß die Himmel auf,
herab, herab vom Himmel lauf,
reiß ab vom Himmel Tor und Tür,
reiß ab, wo Schloß und Riegel für.
2.
O Gott, ein’ Tau vom Himmel gieß,
im Tau herab, o Heiland, fließ.
Ihr Wolken, brecht und regnet aus
den König über Jakobs Haus.
3.
O Erd, schlag aus, schlag aus, o Erd,
daß Berg und Tal grün alles werd.
O Erd, herfür dies Blümlein bring,
o Heiland, aus der Erden spring.
4.
Wo bleibst du, Trost der ganzen Welt,
darauf sie all ihr Hoffnung stellt?
O komm, ach komm vom höchsten Saal,
komm, tröst uns hier im Jammertal.
5.
O klare Sonn, du schöner Stern,
dich wollten wir anschauen gern;
o Sonn, geh auf, ohn deinen Schein
in Finsternis wir alle sein.
6.
Hier leiden wir die größte Not,
vor Augen steht der ewig Tod.
Ach komm, führ uns mit starker Hand
vom Elend zu dem Vaterland.
[7.
Da wollen wir all danken dir,
unserm Erlöser, für und für;
da wollen wir all loben dich
zu aller Zeit und ewiglich.]
Rorate coeli
Zo is het lied afgedrukt in het Liedboek voor de Kerken
(gz.128). De woorden ‘heemlen’ en ‘Isrel’ (in strofe 2)
zijn door Ad den Besten zó gespeld. Bij liederen en
gedichten is dat gebruikelijk: een elisie (het wegvallen
van een onbeklemtoonde klinker) wordt hoogstens
aangegeven door een apostrof (heem’len gaan open en
eng’len gaan zingen), zodat direct duidelijk is hoe het
vers in het juiste metrum gelezen of gezongen moet
worden.
Liedboek-2013 daarentegen drukt – hypercorrect
*)
– het
volledige woord af. Met een boogje onder de tekst wordt
aangegeven dat er twee lettergrepen samengetrokken
moeten worden: er staat ‘hemelen’ maar je moet
‘heem’len’ zingen.
*) Ter vermijding van een wijdverbreid misverstand:
hypercorrect betekent niet ‘heel erg goed’ of ‘overdreven
correct’ maar ‘foutief uit vrees voor onjuistheid’.
t.Friedrich Spee, v.Ad den Besten, m.Augsburg 1666;LbK gz.128;LB 437
Gepubliceerd in M&L 2013 nr.3. Bewerkt in sept. 2020.