© Wim Kloppenburg. Laatste update 14 april 2024.
Made with Xara Web Designer+
Gepubliceerd in M&L 2003 nr.4.
Wij eten weer het bitter brood
t.Muus Jacobse, m.Jan Boeke. LbK gz.4;GvL 554

‘Ingedampt frygisch’

bladeren

De tekst

De inhoud en betekenis van gezang 4 uit het Liedboek voor de Kerken worden beknopt en duidelijk samengevat door de dichter zelf. Muus Jacobse (pseudoniem van Klaas Hanzen Heeroma) noteerde in het Compendium bij het LbK: Een pascha-lied, een lied van de tocht, die telkens weer herdenkenderwijs geactualiseerd moet worden, uit het doodsland Egypte naar het beloofde land des levens Kanaän. Zij die het zingen eten, reisvaardig, weer de maaltijd die hun geboden is. Het bloed van het lam is als een bevrijdend teken aan hun deurpost. De doodsengel gaat hun huis voorbij, zij zijn vrijgekocht, zij mogen uittrekken door het water van de Rode Zee, geleid door wolk en vuurkolom. De beelden van het lied zijn ontleend aan Exodus 12 en 13. Herdenkend worden ze opgeroepen om opnieuw de levensreis te richten. Het is een sterk en kenmerkend aspect in bijna alle liederen van Muus Jacobse: het present stellen en actualiseren van het bijbelverhaal. Wij zijn erbij aanwezig (‘Wij willen de bruiloftsgasten zijn’, LB 525; ‘Wij hebben Gods natuur gepacht’, LbK gz.61, etc.). Bij het Exodusverhaal is die actualisering bijna vanzelfsprekend. Immers, nog altijd begint de sedermaaltijd in het Joodse gezin met de vraag van het jongste kind, gesteld in de tegenwoordige tijd: ‘Waarom is deze nacht anders dan de andere nachten?’

De melodie

Voor Jan Boeke (1921-1993) riep de tekst van Muus Jacobse direct de frygische modus op: ‘huiver, klacht, maar ook iets van extase’. Voor de strofen 4, 5 en 6 schreef hij toen de melodie die in het Liedboek staat afgedrukt, ‘met een vallende tendens en het accent op de kleine secunde’. Voor de strofen 1, 2 en 3 zocht hij echter naar een andere klankkleur, die hij vond in een toonsysteem waarin de kleine secunde een nog belangrijker rol speelt, namelijk de octotoniek, een soort samengebald, ‘ingedampt’ frygisch. De octotonische (achttonige) toonladder, die ook ten grondslag ligt aan de bekende modus conjunctus van Anthon van der Horst, bestaat uit een regelmatige afwisseling van hele en halve toonsafstanden. Aangezien de reeks in feite een ketting van kleine tertsen is, bestaan er qua toonmateriaal slechts drie verschillende mogelijkheden: A. B. C. Boeke gebruikt voor de regels 1, 2 en 4 reeks C; van de derde regel is de eerste helft (e-g-a-bes) gebaseerd op B, de tweede helft (c-b-a-gis) op A. De melodie is bedoeld voor de strofen 1, 2 en 3, te zingen door koor of solist, waarna de gemeente de strofen 4, 5 en 6 zingt volgens het Liedboek. Later heeft Boeke regel 3 gewijzigd in ‘gewoon frygisch’, als voorbereiding voor de inzet van de gemeente-melodie:
Bronnen: W.G. Overbosch e.a. (red.), Compendium bij de 491 gezangen van het Liedboek voor de Kerken. Amsterdam 1978 2.. k.154v. en 1186vv.
2. Engel des doods, ga ons voorbij. Zie op het bloed dat als een teken aan onze deurpost is gestreken. Engel, ga onze deur voorbij. 3. Wij eten haastig in de nacht kruiden en ongezuurde broden. Wij doen wat Gij ons hebt geboden, wij eten 't lam door ons geslacht. 4. Wij staan reisvaardig tot de tocht naar 't goede land van Jakobs kindren. Geen Rode Zee kan meer verhindren die van de dood zijn vrijgekocht. 5. Doe Gij ons door het water gaan en laat uw wolkkolom ons richten, uw vuurkolom ons ’s nachts verlichten! Maak onze voet een vaste baan! 6. Neem onze reisstaf in uw hand en wijs ons weer, als in de dagen dat Gij Egypte hebt geslagen, de weg naar het beloofde land.
bladeren
Wim Kloppenburg  Hymnologie
De octotonische melodie voor de strofen 1 t/m 3