Overigens heeft het Luther wel enige oefening gekost voor hij ‘de slag te pakken had’ en de melodie op overtuigende wijze wist te ‘besnijden’. In een eerdere versie in het Erfurter Enchiridion (1524) zien we dat Luther op dat moment nog niet helemaal de ideale vorm heeft gevonden. Hij gebruikt weliswaar motieven uit de oorspronkelijke hymnemelodie, maar op een minder trefzekere manier dan in de latere versie. Opvallend zijn de korte opmaten in de regels 2, 3 en 4, zoals we die ook kennen van ‘Vom Himmel hoch da komm ich her’ en verschillende andere liederen van Luther. Luther heeft dit eerste ‘probeersel’ naderhand op een overtuigende manier verbeterd. Hij heeft dus niet, zoals de gege- vens onder LB 360 en LB 670 lijken te suggereren, een negende-eeuwse, syllabische melodie eenvoudigweg gekopieerd in een moderner notenschrift, maar hij heeft duidelijk moeten zoeken naar de juiste manier om een melismatische me- lodie uit de kloosterliturgie te bewerken tot een eenvoudig syllabisch gemeentelied.
© Wim Kloppenburg. Laatste update 14 april 2024.
Made with Xara Web Designer+
bladeren
bladeren
Wim Kloppenburg  Hymnologie

Veni Creator Spiritus en een twijfelachtige bron…

‘Veni Creator Spiritus’ is zonder twijfel de meest wijd verbreide en meest gezongen middeleeuwse hymne. In het Breviarium Romanum is het de vaste hymne voor de gehele Pinksterweek, niet alleen in de Vespers, maar ook in de Terts (volgens Handelingen 2 werd de Geest immers uitgestort op het derde uur van de dag!). Bovendien is het Veni Creator op- genomen in het ritueel van de verschillende wijdingsplechtigheden van paus, bischoppen en priesters. In de Middeleeuwen ging het zingen van de Pinksterhymne gepaard met plechtige rituelen: wierook, kaarsen en klokgelui.

I. De melodie

Twee versies

In het Liedboek - Zingen en bidden in huis en kerk (LB) komt het ‘Veni Creator’ in twee versies voor. Ik volsta hier met de weergave van het eerste couplet en de bronvermelding die in het LB onder het lied staat. Ik stel mij voor hoe een geïnteresseerde kerkganger de informatie moet interpreteren die onder het lied staat. Voor wat be- treft de tekst van beide liederen is de informatie duidelijk; het gaat om de oude Latijnse hymne ‘Veni Creator Spiritus’, waarvan de auteur niet bekend is 1 . De tekst links is een vertaling uit het Latijn door J.W. Schulte Nordholt. Hij was bepaald niet de eerste die dat deed; in de zestiende eeuw heeft Luther de hymne al in het Duits vertaald, en die Duitse tekst is door dezelfde vertaler ook weer naar het Nederlands overgezet. Een vertaling van een vertaling dus, die zien we rechts. Leuk om te vergelijken: wat stond er in het Latijn, wat heeft Luther daarvan gemaakt etc. We zullen dat straks doen. Raadselachtiger is de bronvermelding m.b.t. de melodie. Je hoeft geen afgestudeerd musicoloog te zijn om te zien dat links en rechts eigenlijk precies dezelfde wijs is afgedrukt; de noten zien weliswaar er anders uit, maar de melodie is identiek. Het enige verschil is dat LB 670 met een langere noot begint. Toch staat bij de ene melodie ‘9e eeuw’ en bij de andere ‘1539’, een tijdsverschil van zevenhonderd jaar. Heeft Luther de melodie gewoon gekopiëerd en overgezet in een wat ‘mo- derner’ notenschrift? Hier klopt iets niet… Dat de melodie zoals genoteerd in LB 360 uit de negende eeuw zou stammen, wordt door geen enkele bron ondersteund. Het lijkt erop dat de liedboekredactie, op basis van de melodie van Luther, een negende-eeuwse ‘oerversie’ heeft verzonnen

Een rijk versierde hymne

Veel mensen zullen bij de Latijnse tekst van het ‘Veni Creator’ een heel andere melodie in het hoofd hebben, een meer ‘versierde’, melismatische vorm (Cisterciënzers, twaalfde eeuw): N.B. Bij de verdere bespreking van de melodie ga ik uit van de oorspronkelijke notatie vanuit g, zonder voortekens. In de huidige liedboeken is het lied meestal een toon lager genoteerd. Bij de Latijnse Gezangen achter in de bundel Gezangen voor Liturgie (GvL 847) vinden we onderstaande transcriptie van deze melodie: Ondanks het feit dat de melodie zich nauwelijks onder de grondtoon g beweegt, is deze wijs toch hypomixolydisch, omdat niet de kwint (d) hier de dominantsfunctie vervult, maar de kwart (c); zie bijvoorbeeld Psalm 139 uit het Geneefse Psalter. (Het is dus de achtste modus en niet de zevende, – zoals sommige onderzoekers beweren, om aan dat getal dan ook nog een mooie symbolische betekenis toe te kennen...) De hele toonsafstand tussen finalis en ondersecunde (g-f-g), en de verdekte tritonus b-f in de laatste regel, geven het lied zijn open, vreugdevolle maar tegelijk ook enigszins plechtige karakter. Helaas is aan de traditionele gregoriaanse notatie alleen de toonhoogte af te lezen en niet het oorspronkelijke ritme. Sedert de late Middeleeuwen werden melodieën als deze equaal uitgevoerd (zoals op bijgaande opname), dat wil zeggen met alle noten ongeveer even lang. En zó zal Luther de hymne gekend hebben en als monnik hebben meegezongen. Toen hij als Reformator werkte aan de liturgie in de landstaal, en naar liederen zocht die hij de gemeente in de mond zou kunnen leggen, was ‘Veni Creator’ één van de eerste gezangen die hij vertaalde. Maar als je de tekst verduitst, moet je ook bij het noteren van de melodie ‘das Volk aufs Maul schauen’, vond hij. Ten behoeve van de gemeentezang heeft hij de me- lodie daarom vereenvoudigd en syllabisch gemaakt, ‘entcoloriert’, dat wil zeggen de melisma’s, de ‘versieringen’ gesnoeid, en de melodie beperkt tot de hoofdnoten. Zo komt hij tot een eenvoudige, strakke vorm die dicht tegen het volkslied aan- ligt. Opvallend is, dat hij een kleine wijziging aanbrengt in de strofevorm. Bij hem heeft de laatste regel geen acht maar zeven lettergrepen. Daardoor ontstaat een ritmische onregelmatigheid in de melodie. De ritmische eenvormigheid wordt even doorbroken door een syncope. (In de Nederlandse vertaling ontbreekt deze onregelmatigheid; daar hebben alle regels acht lettergrepen.) Luther maakt hier prachtig gebruik van de weidse, open klank van de modus. Let bijvoorbeeld op de werking van de dalende grote drieklank c-a-f in de laatste regel, een in de achtste kerktoon veel gebruikte ‘bouwsteen’ (zowel dalend als stij- gend; zie bijvoorbeeld de introitus-antifoon van de eerste Adventszondag, ‘Ad te levavi’, of het Agnus uit Mis XIV).
LbK 237 en 239; LB 360 en 670; GvL 483 en 847
Veni Creator Spiritus – Komm, Gott Schöpfer, Heiliger Geist
1. Er zijn in de loop van de geschiedenis verschillende mogelijke auteurs genoemd, zoals Rabanus Maurus (aartsbisschop van Mainz, 9de eeuw), Ambrosius van Milaan en zelfs Karel de Grote.
2. Zie het beknopte maar zeer verhelderende artikel over deze materie van dr. Jan van Biezen: ‘Geschie- denis van de hymne’ in Compendium… bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de Kerken, Amsterdam 1977. Bijgaande opname is op mijn verzoek gemaakt door de Schola Cantorum o.l.v. Wim van Gerven (1929- 2008).
4. Voor het complete Klug- sche Gesangbuch-1533 zie Digitalisierte Sammlungen der Staatsbibliothek zu Berlin. Het is een klein boekje in een handzaam formaat: 103 x 75 mm.
5. G.v.d. Leeuw, Beknopte geschiedenis van het kerklied, Groningen 1948, pag. 64.
tekst Naar ‘Veni Creator Spiritus’ 3 Vertaling J.W. Schulte Nordholt melodie 9e eeuw, vroegste overlevering c. 1000
tekst Martin Luther (1483-1546) naar ‘Veni Creator Spiritus’ Vertaling J.W. Schulte Nordholt melodie vroegmiddeleeuws / Geistliche lieder auffs new gebessert, Wittenberg 1533
3. In het LbK staat de bron- vermelding deels boven de muziek deels onder de tekst. Voor het gemak heb ik ze hier samengevoegd.
Veni Creator, gezongen bij de kroning van Charles III, 6 mei 2023 In de kop van deze pagina noemde ik de bijzondere gelegenheden waarbij het Veni Creator wordt gezongen: de wijding van paus, bisschoppen en pries- ters. Maar daarbij vergat ik het bijzondere geval van een koning die niet al- leen vorst van zijn land is, maar ook hoofd van de kerk, namelijk de Anglicaanse Kerk. Op 6 mei 2023, tijdens de Coronation in de Westminster Abbey, was het Veni Creator dus een vanzelfsprekend onderdeel van de liturgie. De Engelse versie van het Veni Creator telt slechts vier strofen (plus een doxologie van twee re- gels). De strofen werden achtereenvolgens gezongen in het Engels, Welsh, Scots Gaelic en Irish Gaelic, en op de Proper Sarum Melody, d.w.z. zoals overgeleverd in de Latijnse riten van Salisbury Cathedral, die ìn gebruik waren tot aan de Engelse Reformatie, en die op sommige punten anders zijn dan de Romeinse ritus. Op enkele punten wijkt de melodie dan ook af van de bij ons bekende versie; het meest opvallende is, dat de tritonus in regel 4 vermeden wordt door de laatste b te verlagen tot bes:
De uitstorting van de Heilige Geest. Houtsnede uit het Klugsche Gesangbuch (fragment).
Oorspronkelijk artikel: M&L 2015 nr. 2. Voor deze website herzien en uitgebreid met illustraties en muziekfragmenten, april/mei 2023.

Het gereconstrueerde ritme

Hierboven schreef ik al dat de melodieën van ‘Veni Creator’ en andere vergelijkbare hymnen vanaf de late Middeleeuwen equaal werden uitgevoerd. En in de negentiende eeuw, in een min of meer ‘geromantiseerde’ opvatting over het grego- riaans, werd deze uitvoeringswijze zelfs gezien als de kenmerkende ‘zwevende’ of zelfs ‘onaardse’ schoonheid ervan. De hymnen uit Oudheid en vroege Middeleeuwen zijn strofische gedichten met een streng metrum. Het ligt dus voor de hand dat ze ook in een strak ritme gezóngen zijn. Je kon er ‘in de maat’ op lopen; denk aan de processiehymnen. Melisma’s komen bij de oudste melodieën weinig voor, en wel voornamelijk op de lange lettergrepen. Een ternaire (driedelige) ritmische interpretatie ligt dus voor de hand. Zie bijv. LB 204 en 572. Latere melodieën hebben de melismen bij voorkeur op de ónbe- klemtoonde lettergrepen. Dan is een binaire interpretatie aanne- melijker. 2 Veni Creator Spiritus is daarvan een duidelijk voorbeeld. In regel 1, 2 en 4 zijn het alleen onbeklemde letter- grepen die een melisma krijgen. Regel 3 is uitzonderlijk; de rij- kere ‘volle’ versiering, ook op woordaccenten, illustreert de tekst ‘vervul met genade van boven’. Zó (met slechts een kleine vereenvoudiging) staat het lied, in de vertaling van Schulte Nordholt, in het Liedboek voor de Kerken (LbK 237). Ik vond dat één van de leuke dingen in het LbK: dat de melismatische gregoriaanse versie en Luthers daaruit afgeleide meer volkstümliche, syllabische melodie (LbK 239) naast elkaar mochten bestaan. 237 Kom Schepper, Geest, daal tot ons neer 239 Kom Schepper, God, o Heilge Geest Het is buitengewoon jammer dat de melismatische versie van LbK 237 niet in het LB is overgenomen, en dat in plaats daarvan de melodie van Luther in feite twee keer is afgedrukt, de ene keer quasi-gregoriaans genoteerd (‘9e eeuw’), de andere keer mensuraal (‘1539’). Volgens Anton Vernooij, één van de (rooms-katholieke) adviseurs van de redactie van het LB, is dit gebeurd is uit oecumenische, praktische en pastorale[sic] motieven, en daarom verwacht hij van kerkmusici die kritiek hebben op deze keuze een ‘begripvolle en welwillende houding’. Volgens hem werd LbK 237 toch al bijna nooit ge- zongen, en daarbij was de redactie van mening dat deze melodie te moeilijk was voor veel gemeentes. Over de datering meldt hij dat oude melodieën vaak in verschillende versies zijn overgeleverd, en om aan te geven dat de melodie van LB 360 in elk geval een oude oorsprong heeft, is onder deze syllabische versie ‘9e eeuw’ gezet. In die zin acht Vernooij in het LB zowel de notatie van het ‘Veni Creator’ als de summiere hymnologische plaatsing juist. De lezer mag zelf zijn conclusie trekken, maar ik moet bekennen dat ik zoveel ‘welwillendheid’ niet kan en wil opbrengen. Vanuit mijn eigen ervaring als kerkmusicus meen ik de conclusie dat LbK 237 te moeilijk is, te moeten tegenspreken. En anders kun je in beurtzang tussen cantorij en gemeente de twee melodieën afwisselen. En het is toch gewoon leuk om, bijvoorbeeld in een zangdienst, de gemeente te kunnen laten zien – en horen – hoe de liederen van Luther ontstaan zijn? Zo moeten we veel ‘leuke’ en interessante details uit het Liedboek voor de Kerken van 1973 missen in het Liedboek-2013, zie ook bij dat andere grootse (en vrolijke!) Pinkstergezang Veni Sancte Spiritus. Bij het lied van Luther zien we ook nog een verschillend jaartal in de bronvermelding. LB 670 vermeldt ‘Wittenberg 1539’, terwijl LvK 239 terecht een eerder jaartal noemt, mét de titel van het betreffende liedboek: Geistliche lieder auffs new ge- bessert, Wittenberg 1533. De drukker was Joseph Klug, in de wandeling wordt het boekje dan ook het Klugsche Gesangbuch genoemd. De eerste druk (1529) is verloren gegaan, de tweede druk door Klug is van 1533, zie voorbeeld. 4 Er bestaat ook nog een iets eerdere druk uit 1531, met dezelfde titel, inclu- sief de plaatsnaam Wittemberg, maar gedrukt in Erfurt door Andreas Rauscher. In elk geval is de melodie vroeger te dateren dan 1539. De hui- dige gezangboeken hanteren verschil- lende jaartallen: het Evangelisches Gesangbuch (EG) noteert 1529 (naar de verloren gegane eerste druk), de bijbehorende Liederkunde zum EG geeft 1531 (naar de herdruk uit Erfurt), het Liedboek voor de Kerken noemt 1533 plus de volledige titel van het ‘Klugsche Gesangbuch’, en het Liedboek vermeldt Wittenberg 1539.

II. De tekst

De latijnse tekst en de melodie van deze hymne zijn waarschijnlijk gelijk- tijdig ontstaan, vermoedelijk in de negende eeuw. De oudste schriftelijke bron van de tekst dateert echter pas uit de tiende eeuw en de vroegste me- lodie-notatie is, zoals we zagen, uit de twaalfde eeuw. De dichter is onbekend, maar er is rondom tekst en melodie allerlei legen- devorming ontstaan en het lied is in de loop der geschiedenis aan verschil- lende auteurs toegeschreven. De grote kracht van het lied en de bijzondere indruk die het altijd op de mensen gemaakt heeft, ligt volgens prof. Gerard van der Leeuw ‘in de volstrekte afwezigheid van alle bespiegeling, in de di- recte aanroeping van de Geest, Wiens tegenwoordigheid als realiteit erva- ren wordt. Deze directheid, welke het lied plaatst in de reeks van de oeroude roepliederen, de epiklesen, die de godheid met woord en toon dwongen de gelovigen te bezoeken, doet echter geenszins afbreuk aan de rijke inhoud van het gedicht, dat op waarlijk monumentale wijze der leer van de Heilige Geest ontwikkelt’. 5 Inderdaad, het Veni Creator is een prachtig onderwerp voor een ‘liedpreek’; de hele pneumatologie kan aan de orde komen, de leer van de Heilige Geest, niet als dogmatisch leerstuk maar eerder doxologisch, lofprijzend en biddend. Uiteraard verwijst het lied naar verschillende bijbelplaatsen, zoals Jesaja 11:2, over de zeven gaven van de Geest. De regel waarin sprake is van ‘de vinger van Gods rechterhand’ (‘dextrae Dei digitus’, strofe 3) kan op ver- schillende bijbelteksten betrekking hebben. Schulte Nordholt heeft in zijn vertaling vooral gedacht aan de bekende ikoon van de doop van Jezus in de Jordaan, waarbij de hand van God uit de wolken steekt in een zegenend gebaar. In strofe 6 is sprake van Vader, Zoon en Geest, waarbij van de laatste ge- zegd wordt ‘utriusque’: ‘van beiden’. ‘Van beiden uitgegaan’, vertaalt Schulte Nordholt. Sommige liturgiehistorici veronderstellen daarom dat de hymne speciaal is geschreven voor het Concilie van Aken, in het jaar 809. Op dat concilie kwam het twistpunt van het filioque aan de orde. Moest de regel in het Credo luiden ‘[ik geloof] in de heilige Geest die van de Vader uitgaat’ of ‘...die van de Vader en de Zoon (‘filioque’) uitgaat. Karel de Grote besliste toen dat het filioque onmisbaar was en zelfs ‘noodzakelijk voor het zieleheil’. De strijd erover was daardoor echter niet beslecht; het was zelfs de belangrijkste oorzaak van het Grote Schisma van 1054 tussen de Rooms-katholieke Kerk en de Oosters-orthodoxe kerken. In het oosters-or- thodoxe Credo ontbreekt nog altijd het filioque. 6 Opvallend in de – later toegevoegde – zevende strofe van het ‘Veni Creator’ is de verwijzing naar Pasen. Er bestaat ook een andere, meer algemene doxologie bij dit lied. In 1899 heeft de Congregatie voor de Riten echter bepaald dat de Paas- doxologie altijd gezongen moet worden, ongeacht de tijd van het kerkelijk jaar! De strofevorm van de Latijnse hymne is zeer eenvoudig: vier regels van acht lettergrepen, zonder rijm (afgezien van en- kele ‘toevalsrijmen’). Schulte Nordholt heeft in zijn vertaling van het Latijnse origineel de strofevorm gehandhaafd, maar wél gepaard rijm toegepast (aabb). De vertaling van Luther De ‘verdeutschung’ die Martin Luther van dit lied maakte, verscheen al in het Erfurter Enchiridion van 1524. Wat vooral opvalt is het feit dat Luthers vertaling van het Latijn buitengewoon getrouw is, zelfs ‘precieser’ dan die van Schulte Nordholt, bijvoorbeeld in de woorden unctio (zal- ving) en digitus (vinger). Maar Luther veroorlooft zich toch ook twee bijzondere ingrepen in de tekst. Zo verwisselt hij de strofen 3 en 4 en voegt hij in het vierde couplet een verwijzing toe naar het Woord. Kennelijk wil Luther nog eens benadrukken dat Woord en Geest bijeen horen. Hij verzette zich altijd heftig tegen de dwepers en geestdrij- vers die in zijn tijd vele volgelingen hadden. Mensen die zich uitsluitend beriepen op een inblazing door de Geest, wantrouwde hij: ‘… een inspraak van de Geest? De verma- ledijde duivel zul je bedoelen!’ Als je de Geest losmaakt van het Woord, dan verval je in gefladder en gedroom (en vage esoterie, zouden wij eraan kunnen toevoegen). Zo kwam het Woord dus centraal te staan in dit lied. Zou Luther daarom de coupletten 3 en 4 verwisseld hebben? Want nu staat het Woord precies in het midden! Let ook op de al genoemde eigenzinnige wijziging die Luther in de strofevorm heeft aangebracht; bij hem heeft de vierde regel geen acht maar zeven lettergrepen! Ik ken geen en- kele Nederlandse vertaling waarin deze onregelmatigheid is overgenomen. Het rijmschema is niet gepaard maar ge- kruist (abab).
Luthers ‘Verdeutschung’ 1. Komm, Gott Schöpfer, Heiliger Geist, besuch das Herz der Menschen dein, mit Gnaden sie füll, wie du weißt, daß ’s dein Geschöpf vorhin sein. 2. Denn du bist der Tröster genannt, des Allerhöchsten Gabe teur, ein geistlich Salb an uns gewandt, ein Lebend Brunn, Lieb und Feur. 3. Zünd uns ein Licht an im Verstand, gib uns ins Herz der Liebe Brunst, das schwach Fleisch in uns, dir bekannt, erhalt fest dein Kraft und Gunst. 4. Du bist mit Gaben siebenfalt der Finger an Gotts rechter Hand; des Vaters Wort gibst du gar bald mit Zungen in alle Land. 5. Des Feindes List treib von uns fern, den Fried schaff bei uns deine Gnad, daß wir deim Leiten folgen gern und meiden der Seelen Schad. 6. Lehr uns den Vater kennen wohl, dazu Jesum Christ, seinen Sohn, daß wir des Glaubens werden voll, dich, beider Geist, zu verston [verstahn]. 7. Gott Vater sei Lob und dem Sohn, der von den Toten auferstund, dem Tröster sei dasselb getohn [getan]. in Ewigkeit alle Stund. Amen.
Luther vertaald door Schulte Nordholt Kom Schepper God, o Heilge Geest, daal in de mensenharten neer, zij zijn uw schepselen geweest, herschep hen in genade, Heer. Uw naam is Trooster. Gij geleidt o goddelijk geschenk, ons voort, o balsem die ons werd bereid, o bron van vuur, o levend woord. Ontsteek een licht in ons verstand en maak tot liefde_ons hart bereid, geleid met milde vaste hand ons zwakke vlees in zekerheid. Gij zijt door gaven zevenvoud de vinger van Gods rechterhand, die 's Vaders woord ons toevertrouwt zodat het klinkt in ieder land. Weer van ons ’s vijands list en nijd, en geef ons vrede_in plaats van haat, opdat wij volgen waar Gij leidt en mijden wat de zielen schaadt. Maak ons geloof zo vol en schoon dat het de Vader leert verstaan en Jezus Christus, ’s Vaders Zoon, o Geest van beiden uitgegaan. Lof zij de Vader, lof de Heer die uit de dood is opgestaan, de Trooster ook zij lof en eer en heerlijkheid van nu voortaan.
Anonymus, 9de eeuw 1. Veni creator Spiritus, mentes tuorum visita, imple superna gratia, quae tu creasti pectora. 2. Qui paraclitus diceris, donum Dei altissimi, fons vivus, ignis, caritas et spiritalis unctio. 3. Tu septiformis munere, dextrae Dei tu digitus, tu rite promisso Patris sermone ditans guttura. 4. Accende lumen sensibus, infunde amorem cordibus, infirma nostri corporis virtute firmans perpeti. 5. Hostem repellas longius, pacemque dones protinus, ductore sic te praevio vitemus omne noxium. 6. Per te sciamus da Patrem, noscamus atque Filium, te utriusque Spiritum credamus omni tempore. [7. Deo Patri sit gloria, et Filio qui a mortuis surrexit, ac paraclito, in saeculorum saecula. Amen.]
Vertaling J.W. Schulte Nordholt Kom Schepper, Geest, daal tot ons neer, houd Gij bij ons uw intocht, Heer; vervul het hart dat U verbeidt, met hemelse barmhartigheid. Gij zijt de gave Gods, Gij zijt de grote Trooster in de tijd, de bron waaruit het leven springt, het liefdevuur dat ons doordringt. Gij schenkt uw gaven zevenvoud, o hand die God ten zegen houdt, o taal waarin wij God verstaan, wij heffen onze lofzang aan. Verlicht ons duistere verstand, geef dat ons hart van liefde brandt, en dat ons zwakke lichaam leeft vanuit de kracht die Gij het geeft. Verlos ons als de vijand woedt, geef, Heer, de vrede ons voorgoed. Leid Gij ons voort, opdat geen kwaad, geen ongeval ons leven schaadt. Doe ons de Vader en de Zoon aanschouwen in de hoge troon, o Geest, van beiden uitgegaan, wij bidden U gelovig aan. [Aan God de Vader zij de eer en aan de Zoon, die uit de doden is opgestaan, en aan de Geest, in de eeuwen der eeuwen. Amen.]
Veni Creator Plainsong, mode VIII 1. Come, Holy Ghost, our souls inspire, And lighten with celestial fire. Thou the anointing Spirit art, Who dost thy sevenfold gifts impart. (Welsh) 2. O gynorthwyydd oddi fry, rhodd gwerthfawrocaf Duw wyt ti: ffynhonnell bywyd, dwyfol dân enneinia ni a’th ysbryd glân. (Scots Gaelic) 3. Fada bhuain iomain ar nàmh Agus builich sa bhad do ghràs Ò, treòraich sinn, a Cheannaird àrd Bho bhuaidh gach beud agus cràdh. (Irish Gaelic) 4. Go dtí dhíot gurb aithnid dúinn an tAthair Mhac, a Spioraid, a rún, Tú leo an Triúr i néinphearsa Creidimis ionaibh tré bhiotha na mbeatha. Praise to thy eternal merit, Father, Son, and Holy Spirit.
(audiofragment)
6. Zie ook de paragraaf Filioque op de pagina over zondag Trinitatis.
Voor de volledige hymne zie YouTube
Transcriptie