© Wim Kloppenburg. Laatste update 15 maart 2024.
Made with Xara Web Designer+
Ein neues Lied wir heben an

Maarten Luther en het kerklied – hoe het begon

Wie ‘Maarten Luther’ zegt, zegt ‘kerklied’. Niet voor niets begint de homepage van deze website met een uitspraak van Luther! De gehele reformatorische kerkliedtraditie gaat voor een zeer belangrijk deel terug op Luther. Oók het gereformeerde psalmgezang. Want Calvijn liet zich inspi - reren door de liederen die hij in de duitstalige lutherse gemeente in Straatsburg hoorde zingen. Luthers eigen liedproduktie is eigenlijk vrij klein. Hij heeft 37 kerkliederen geschreven. Het merendeel ervan ontstond tussen 1523 en 1525; daarna heeft hij slechts af en toen nog een lied aan zijn oeuvre toegevoegd. De reformator is er laat mee begonnen; hij was al bijna veertig toen hij zijn eerste lied schreef. En de aanleiding lag in de zuidelijke Nederlanden, in Antwerpen en Brussel. Luther was door een diep dal gegaan. Vasten, zelfkastijding, urenlange biecht, het bracht hem geen vrede met God. Hoe zou hij als zondig mens kunnen bestaan voor het aangezicht van de Almachtige? Maar toen hij in het diepste donker was zag hij licht. God antwoordde hem vanuit de Heilige Schrift. Later schreef hij daarover: ‘Ik bleef maar bonzen tegen dat woord van Paulus: de rechtvaardige zal door zijn geloof leven. En ineens zag ik het: wij leven, wij leven niet door ons doen maar door Gods schenkende gerechtigheid in Christus. Toen werd die tekst van Paulus mij tot een porta paradisi , deur van het paradijs.’ Het was niet zomaar een nieuwe, wetenschappelijk interessante exegese. Voor Luther was het bekering, redding, bevrijding, nieuw leven. Gods genade die de mens in Christus ten deel valt, hij kan er niet over zwijgen en hij getuigt ervan, eerst in zijn colleges en preken en al spoedig ook in geschrifte. Luther was een Augustijner monnik. De verbreiding van zijn ideeën ging in eerste instantie dan ook via de Augustijner kloosters. Een belangrijke rol daarbij speelde het Augustijner klooster in Antwerpen, dat nauwe relaties met Wittenberg onderhield. De broeders predikten er de nieuwe leer, en de Antwerpe naren kwamen in zo groten getale luisteren dat de kloosterkapel met gaanderijen moest worden vergroot. En Erasmus schrijft in 1518: ‘hier heb je alle boeken van Luther onder handbereik’.

Inquisitie

Een dergelijk broeinest van ketterij kon door Rome uiteraard niet getolereerd worden. Al spoedig werden er maatregelen genomen. De geschriften van de reformator werden verboden en er vond in Antwerpen een grote boekverbranding plaats. Toen dat niet hielp besloot de Inquisitie in 1522 tot hardere maatregelen. Alle Augustijner monniken in Antwerpen werden gevangengenomen. Na een streng verhoor herriepen de meesten hun opvattingen. Drie hielden stand; ze moesten in Brussel voor een rechtbank van de inquisitie verschijnen. Daar hielden ze vol dat het Pausdom niet door Christus was ingesteld, dat er slechts drie sacramenten waren (doop, avondmaal en biecht) en dat de aflaathandel uit den boze was. Maar vooral getuigden ze dat niemand iets mag geloven dat niet in Gods Woord wordt geleerd, en dat de verlossing van de mens alleen afhangt van Gods genade. Twee van de drie jonge monniken, Hendrik Vos (Voes) en Johannes Esch (van Essen), blijven bij hun getuigenis, ook bij veroordeling tot de brandstapel. Wat er met de derde is ge - beurd, is niet bekend; Erasmus schrijft aan Zwingli dat hij bij geruchte heeft vernomen dat ook de derde broeder ter dood is gebracht (zie kader onderaan deze pagina). De lutherse theoloog prof. W.J.Kooiman heeft aan de hand van de beschikbare bronnen uit die tijd een beschrijving gegeven van de procesgang en van de voltrekking van het vonnis. Het is de 1 e juli 1523. Op het fraaie marktplein in Brussel is een brandstapel opgericht. Ook is er een altaar gebouwd en een preekstoel. Bovendien een breed podium; daarop zitten de theologische professoren en de abten in vol ornaat. Monniken met het kruisvaandel voorop komen in processie de markt op en scharen zich om het schavot. Dan het is elf uur in de morgen wordt de jongste der veroordeelden uit het raadhuis gehaald. Hij is in het priesterlijk gewaad gekleed, alsof hij zo de mis zal gaan celebreren. Hij knielt voor het altaar. Een Franciscaner monnik begint te preken. Onderwijl wordt de martelaar door een bisschop ontwijd: stuk voor stuk worden hem de onderdelen van zijn priesterornaat afgenomen. Een vol uur duurt deze plechtigheid. Dan wordt de tweede voorgeleid. Het spel herhaalt zich. In plaats van hun priesterkleding wordt de eerste een gele, de tweede een zwarte mantel aangetrokken. Daarmee heeft de kerkelijke rechtbank zijn taak volbracht. De slachtoffers worden nu aan de wereldlijke rechter overgegeven om het vonnis te voltrekken. Want de Kerk vergiet geen bloed... Vier biechtvaders proberen tot op het laatste moment de jonge mannen nog tot andere gedachten te brengen. Maar niets helpt. Ze zijn bereid om voor de evangelische waarheid te sterven. Erasmus vertelt (zijn zegsman is de beul zelf) hoe zij aan de paal gebonden worden. En als de vlammen hen naderen heffen zij lofliederen aan, totdat hun stem verstikt in rook en vuur. Om drie uur in de middag is alles voorbij.

Het bloed der martelaren

De harde, onderdrukkende maatregelen van de inquisitie werken natuurlijk averechts. De dood van de twee monniken maakt grote indruk in heel Europa. De ideeën van Luther móeten wel belangrijk zijn, als mensen zelfs bereid zijn ervoor te sterven! Als het bericht Luther bereikt is hij geschokt. Hij had verwacht dat hijzelf de eerste zou zijn die terwille van de nieuw ontdekte evangelische waarheid gemarteld zou worden. Maar het waren anderen ‘die met hun bloed het Evangelie van Christus mochten[!] bekrachtigen’, zo schrijft hij in een open brief aan de gelovigen in de Nederlanden. Hieronder een fragment (ik heb alleen de spelling aangepast): Martinus Luther E W [ E W = Ecclesiastes Witebergensis, Predikant in Wittenberg] Allen lieben Brüdern in Christo, so in Holland, Brabant und Flandern sind, samt allen Gläubigen in Christo, Gnade und Friede von Gott unserm Vater und unserm Herrn Jesu Christo. Lob und Dank sei dem Vater aller Barmherzigkeit, der uns zu dieser Zeit wiederum sehen läßt sein wunderbares Licht […] Denn euch ist es für aller Welt gegeben, das Evangelium nicht alleine zu hören und Christum zu erkennen, sondern auch die ersten zu sein, die um Christus willen jetzt Schand und Schaden, Angst und Not, Gefängnis und [Ge]fährlichkeit leiden, und nun so in voller Frücht und Stärcke worden daß ihr es auch mit eigenem Blut begossen und bekräftigt habt, da bei euch die zwei edle Kleinod Christi, Hinricus und Johannes zu Brüssel ihr Leben gering geachtet haben, auf daß Christus mit seinem Wort gepreiset würde. En dan schrijft hij zijn allereerste lied, geen kerklied maar een lange ballade van aanvankelijk tien, later twaalf coupletten (10 en 11 zijn naderhand ingevoegd) over de Brusselse martelaren: Ein neues Lied wir heben an . De hele gebeurtenis in Brussel wordt er in verteld. Ook dat lied vindt al snel z’n weg naar Nederland; het wordt vertaald, en gedrukte exemplaren ervan worden als ‘Fliegende Blätter’, losse liedblaadjes, verspreid.

De Nederlandse tekst

De Nederlandse vertaling vertoont sporen van haast en heeft hier en daar iets onbeholpens, maar juist daar door komt de tekst heel authentiek over. Je proeft iets van de hevig heid van de indruk die het gebeuren in Brussel gemaakt moet hebben. Ik licht er zes strofen uit. Strofe 1 en 2    De jonge monniken worden aan ons voorgesteld: Johannes en Heinrick. Zij hebben de martelaarskroon verworven. Strofe 5    Mét hun habijt wordt hun ook de wijding ontnomen. Strofe 7    De inhoud van hun ketterij wordt schriftelijk vastgelegd in 62 punten. In het lied heet dat ‘een briefken’. Omdat zij hun getuigenis niet herriepen ‘moesten sy verbernen’, verbrand worden. Strofe 10    Deze twee getuigen zijn nu wel verbrand, maar daar door is de rechte leer nog niet tot zwijgen gebracht. De as van de martelaren stuift over heel Europa. Geen enkel verdedigings werk kan daar tegen helpen! Strofe 12    De tegenstanders blijven liegen (ze verspreiden zelfs het gerucht dat de twee jonge monniken op het laatste moment, in het aangezicht van de dood, hun dwaling herroepen zouden hebben). Maar dat helpt ze niet; er breekt een nieuw tijdperk aan. Luther gebruikt de woorden van een bekend volkslied: de zomer staat nu voor de deur ‘de winter is vergangen’.

De melodie

Luther heeft waarschijnlijk ook zelf de melodie gecomponeerd; we herkennen er motieven in die later terug komen in Een vaste burcht . Het lied heeft de barvorm AAB van de Meistersinger: een Aufgesang , bestaande uit twee melodisch identieke Stollen , en een Abgesang met nieuw melodisch materiaal. (Vaak klinkt er aan het eind van B nog een motief uit A, maar dat is hier niet het geval.) De melodie maakt een opvallend ‘moderne’ indruk. Het lied lijkt in F-groot te staan, maar dan zou de laatste regel op f moeten eindigen en niet op c . Het lied staat dan ook niet in majeur maar in een ‘voorstadium’ daarvan: de modus of ‘kerktoonsoort’ f- lydisch (vandaar de opvallend hoge notatie van f 1 tot g 2 ) met een vaste bes, en we moeten dus niet in octaven maar in hexachorden denken. De regels 2-3 en 5-6 staan in het hexachordum molle ( F = UT ) 1, 4 en 7 in het (hoge) hexachordum naturale ( C = UT ). Zowel het Aufgesang als het Abgesang eindigt dus op UT (of DO ). Overigens komt de melodie in twee versies voor, met een afsluiting op c , zoals hierboven beschreven, en met een afsluiting op een hoge f : 1524 Luther, Erfurter Enchiridon (zie boven aan deze pagina): f 1525 Walter, Geystliches Gesangbüchlein (meerstemmig): c 1537 Walter, Geystliches Gesangbüchlein (meerstemmig): f 1545 Gesangbuch Leipzig (uitg. Valentin Babst; zie vb. rechts): c Ik ben ervan overtuigd dat de ‘lydische’ lezing met c de meest authentieke is, en dat deze om die reden in eerste instantie door Johann Walter als cantus firmus gebruikt is. Ook in de zogenaamde ‘Ausgabe letzter Hand’ *) van 1545 heeft deze versie de voorkeur gekregen. Een vergelijkbare ‘mutatie’ zien we ook bij het lied Christ unser Herr zum Jordan kam , een dorische melodie waar van het Aufgesang op d eindigt (= RE in het hexachordum naturale) en het Abgesang op a (= RE in het hexachordum durum). Merk op dat in beide liederen de laatste regel een Waise is, een ‘weesregel’ die niet rijmt op één van de voorgaande regels. *) De vaak gebruikte aanduiding ‘Ausgabe letzter Hand’ is misleidend; Luther schreef weliswaar het voorwoord, maar heeft geen bemoeienis gehad met de samenstelling van de bundel.

Een nieuwe liedt wy heven aen

1. Een nieuwe Liedt wy heven aen, Des wolde Godt onse Heere, Toe singhen wat Godt heeft gedaen, Tot sijnen lof ende eere, Te Bruesel in dat Nederlant, Wel door twee jonghe knapen, Heeft hy sijn wonder macht bekant, Die hy met sijnen gaven, Soo rijckelijck heeft ghetzieret. 2. De eerst recht wel Johannes hiet, Soo rijck aen Godes hulden, Sijn broeder Heinrick nae den Geest, Een rechter Christ sonder schulden, Van dees werelt ghescheyden sint, Sy hebben die croon verworven, Recht als die vroome Godes kint, Voor sijn woort sint sy ghestorven, Sijn Martelaers sijnse worden. 5. Sy beroofden haer dat clooster cleet, Die wijing sy haer oock namen, Die knaepkens waren des bereet, Ende spraken vrolijck Amen, Sy dankten haren Vader Godt, Dat sy los souden weerden, Des duyvels kuckelspel en spot, Daer in door valsche ghebeerden, Die werelt gheheel verkeerden.
7. Men schreef hem voor een brifken cleyn, Dat hietmen haer selver lesen, Die stucken schreven sy daer in, Wat haer gheloof was ghewesen, Die hoochste doeling dese waer, Men moet alleen Godt ghelooven, Die mensch liecht en bedriecht voorwaer, Den en salmen niet betrouwen, Daerom moesten sy verbernen. 10. Die assch' en wil niet laten af. Sy stuift in alle de landen. Daer en helpt beeck, cuyl, gracht noch graf, Sy maeckt den vyandt ter schanden, Doen hy int leven doer den moort Hem te swijghen heeft ghedrongen Den moet hy doot aen allen oort Met aller stemmen en tonghen Geheel vrolijck laten singhen. 12. Wy laten haer lieghen immerdaer Sy en hebbens gheen beroemen Wy souden dancken Godt voorwaer Sijn woort is wederom coemen. Die Somer is hart voor die doer Die winter die is verghangen Die edel bloemkens gaen hervoer Die dat heeft aanghevangen Die sal het oock wel voleynden.
Gedeelte van de presentatietekst van het IKON-radioprogramma In de gloria van 18-02-1996 t.g.v. de 450ste sterfdag van Luther. Tevens gebruikt voor een korter artikel in Sjofar, kerkblad van de Kruiskerk te Amstelveen, april 1996. Voor deze website herzien en uitgebreid in maart 2021.
Bronnen: - W.J. Kooiman, Luther, zijn weg en werk. Amsterdam, 1962. - id., Luther’s kerklied in de Nederlanden. Amsterdam, 1943. - J.T. Bakker, Luther in de spiegel van zijn liederen (Kamper Cahiers deel 49), Kampen, 1983. - J. Heimrath en M. Korth, D.Martinus Luther. Ein feste Burg. Luthers Kirchenlieder nach der Ausgabe letzter Hand von 1545. München/ Zürich 1983. - Martin Geck, Luthers Lieder, Leuchttürme der Reformation. Hildesheim, 2017. N.B. Voorin dit laatste boek staat een ernstig verminkte versie van Luthers eerste lied, waar- schijnlijk uitgetypt door een student van Geck die geen Fraktur-letters kon lezen en het notenschrift niet goed beheerste… - J. Trapman, Luther is mij volkomen vreemd. Uit de brieven van Erasmus. Vertaald en ingeleid door J. Trapman. Weesp, 1983.
1 2 3 4 5 6 7
Weergave in modern noten schrift van het martelaren - lied van Luther zoals afgedrukt in het Gesangbuch van Valentin Babst (Leipzig 1545). In het opschrift staat een druk fout; het jaartal moet uiteraard 1523 zijn. Het lied wordt gezongen door Peter Schreier. Zie Youtube: Musik der Reformation Peter Schreier.
Erasmus Hierboven is een paar keer de naam van Erasmus gevallen. Aanvankelijk was Erasmus het eens met de ideeën van Luther; hij zag in hem een medestrijder tegen de wantoestanden in de kerk. Maar later werd Luther naar zijn gevoel veel te fanatiek. En toen duidelijk werd dat Luthers optreden zou leiden tot een scheuring in de kerk distantieerde hij zich steeds meer van hem. Tekenend is de brief die Erasmus schreef aan de Zwitserse hervormer Zwingli, in augustus 1523, dus kort na de terechtstelling van de monniken in Brussel. Een fragment: B azel, 31 augustus [1523] Beste Zwingli, Door uw brief had ik een aangenaam onderhoud met u. Het gerucht heeft ons hier bereikt dat ook die derde augustijn is verbrand, daags na Onze-Lieve-Vrouw-visitatie [2 juli; wk] . Want de dag daarvoor zijn er twee verbrand. Of ik hun dood moet betreuren weet ik niet. In elk geval zijn zij met zeer grote en zeldzame standvastigheid gestorven, niet ter wille van geloofsartikelen, maar van de paradoxen van Luther, waarvoor ik niet zou willen sterven, omdat ik ze niet begrijp. Ik weet dat het eervol is voor Christus te sterven. De vromen heeft het nooit ontbroken aan leed, maar dat treft ook goddelozen. En hij die die dikwijls de gedaante aanneemt van de engel des lichts [de duivel; wk] kent vele listen. En de gave van de onderscheiding der geesten is zeldzaam. Luther geeft bepaalde raadsels op die er als absurditeiten uitzien. Zoals: 'alle werken van de heiligen zijn zonden die Gods vergeving en ontferming nodig hebben’; de 'vrije wil is een woord zonder inhoud'; 'de mens wordt alleen door het geloof gerechtvaardigd, de werken doen niet ter zake'. Ik zie niet in, welk nut het heeft te discussiëren over de vraag hoe men dit alles volgens Luther dient op te vatten. (vertaling uit het latijn: J. Trapman)
uit: Adriaan Cornelisz van Haemstede, De gheschie- denisse ende den doodt der vromer Martelaren, 1559
De eerste pagina van het lied in het Erfurter Enchiri - dion , 1524. De volledige Duitse tekst is o.a. te vinden op Wiki pedia .
“soo hebben sy ten laetsten besloten sulcke hartneckighe ketters (als sy se noemden) den wereltlicken Rechter over te leveren (gelijc als Christus Pilato en de Heydenen overghelevert wert) om te dooden.”
Een wel heel bijzondere edi tie van Luthers brief is de uitgave in 1941 door H.N. Werk man en De Blauwe Schuyt . Voor de goede verstaander was het een hart onder de riem tijdens de Duitse be - zetting. Het boekje is te bekijken op de website van de Koninklijke Biblio - theek.
Hendrik Vos was afkomstig uit Den Bosch. In de Her - vormde Kerk aldaar is in 1923 een gedenkplaat aan - gebracht (Foto: Marc Bolsius, Erfgoed Brabant).
bladeren
bladeren
Wim Kloppenburg  Hymnologie